GES+-werking O.C. Sint-Ferdinand biedt moeilijke jongeren weer perspectief

Waar kunnen 12- tot 18-jarige jongens met ernstige gedrags- en emotionele problemen terecht die nergens meer welkom zijn? Die tussen de mazen van de hulpverlening heen zwemmen en nergens een gepast vangnet of gepaste hulp vinden? Al elf jaar vindt deze doelgroep een nieuwe thuis bij de zogenaamde GES+-werking van Orthopedagogisch Centrum Sint-Ferdinand in Lummen. Hier krijgen deze jongeren weer nieuwe vooruitzichten en kansen. We praten met clusterverantwoordelijke Lies Bessemans over deze specifieke zorgvorm in de Minderjarigenwerking van het orthopedagogisch centrum.

“Onze jongens zitten op het kruispunt van psychiatrie, bijzondere jeugdzorg en verstandelijke beperking. Daardoor hebben zij in het verleden nooit echt op hun plaats gezeten. Daar proberen wij een passend antwoord op te geven”, steekt Lies van wal. “We gaan uit van vijf criteria. Onze doelgroep heeft in de eerste plaats de diagnose gedrags- en emotionele stoornis en is er sprake van extreme gedragsproblemen. Daarnaast zijn er cliënt- of contextgebonden factoren, is er veel begeleiding nodig en is het hulpverleningstraject bij deze jongere in het verleden moeilijk verlopen of loopt het nog altijd moeilijk.”

Besloten met dagbesteding

Bij de GES+ van O.C. Sint-Ferdinand worden enkel jongens opgevangen met een normale begaafdheid tot licht verstandelijke beperking . Zij verblijven 24 uren op 7 in een besloten omgeving en krijgen (school)aanvullende en schoolvervangende dagbesteding. Weinig onder hen doorlopen namelijk een volledig schooltraject. Naast aanvullende dagbesteding is er aandacht voor intensieve contextbegeleiding door een contextbegeleidster. “Onze jongens zijn tussen 12 en 18 jaar. We willen dit graag verhogen naar 25 jaar. Belangrijke voorwaarde is wel dat de jongeren die hier vanaf hun 18de verblijven dit op vrijwillige basis doen.” Ook een zogenaamde ‘time-out’, tijdelijke hulpverlening, is mogelijk (afhankelijk van match en aanbod).

Verwachtingen

De GES+ kadert in gedwongen hulpverlening. Dat maakt dat jongens vaak al weerstand hebben tegen hun verblijf. Daarom staat zorg in dit team centraal. “Vanuit die zorg gaan we rekening houden met de noden, behoeften en interesses van jongeren”, vervolgt Lies. Mede door de breuken in het verleden, binnen de hulpverlening en het gezin/familie (context), worden bij aanvang de verwachtingen heel laag gezet. “Op school en in de leefgroep. We starten bijvoorbeeld met vier uur tijdelijk les in de leefgroep en bekijken vervolgens of dit kan uitbreiden naar les op school, praktijk op verplaatsing of stage. Dit wordt individueel bekeken. Dankzij de geïntegreerde samenwerking met onze school, Secundaire Scholen Sint-Ferdinand, wordt elke jongere wekelijks besproken met leerkrachten, opvoeders, orthopedagogen, maatschappelijk assistent en soms in aanwezigheid van de kinderpsychiater.” In de leefgroep ligt de nadruk op structuur, voorspelbaarheid en duidelijkheid aan de hand van een schema op maat van elke jongere. “We observeren, evalueren en passen het schema waar nodig aan.”

Andere expertise

Lies zou graag iedere jongere helpen, maar moet ook soms weigeren. “Bijvoorbeeld als we ons dagbestedingsaanbod te veel moeten aanpassen en teveel in spreidstand moeten gaan staan. We willen wel creatief nadenken over een ander aanbod, maar kunnen daar niet te extreem in gaan.” Ook jongeren waarvan Lies ziet dat het risico te groot is dat ze blijvend weerstand hebben tegen een verblijf in besloten setting, moet ze in zo’n geval weigeren. “En dan zijn er nog de jongeren met gedragsproblemen die onze expertise en draagkracht te boven gaan. Bijvoorbeeld  verslaving, suïcidaliteit, acute psychose, sterke automutilatie of extreem seksueel overschrijdend gedrag. Zij hebben andere expertise nodig.”

Uitstroom

Na 11 jaar heeft Lies al veel verschillende manieren van uitstroom gezien. “Jongeren die er bewust voor kiezen om hun traject binnen O.C. Sint-Ferdinand verder te zetten, helpen wij met hun aanvraag in de Volwassenenwerking en we bereiden hen hier op voor. Er zijn er ook die vanaf hun achttiende direct vertrekken. Maar we merken dat zij vaak geen evident pad op gaan. We proberen daar op te anticiperen met zelfstandigheidstrainingen. Op die manier leren ze de weg kennen naar andere hulpinstanties, zoals CAW.  Verder zijn er nog jongeren die vanaf 18 jaar weer terugkeren naar hun gezin, doordat de ouders weer met een open blik met hun kind kunnen omgaan.” Soms belt er nog eens een jongere. “Dan zie je dat, hoe hard ze ook hebben gevochten tegen het systeem, dat er toch een band is geweest. Ze merken dat ze bij ons terecht kunnen voor een informeel bezoek of als ze echt in de problemen zitten. Mooi om te zien dat we ook dan nog voor hen een vangnet blijven”, besluit Lies.

Dankzij subsidies van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) zijn onlangs outdoor fitnesstoestellen en robuuste goals geplaatst voor de jongeren.